Invloed van autisme op mijn emoties

 

Vóór mijn diagnose kan ik me eerlijk gezegd heel weinig momenten herinneren dat ik me gelukkig voelde. Er was iets in mij dat niet wou leven. Ik herinner me bv dat toen ik ongeveer 6 jaar was, ik stiekem op mijn kamer zat te huilen en af en toe probeerde aan de fles eau de cologne van mijn moeder te drinken, in de hoop dat ik daarvan zou sterven. Dat smaakte echter veel te bitter.

Ik heb nochtans ook leuke zaken gedaan als kind. Zelfs daar kon ik echter niet van genieten. De emotionele pijn zat te diep.

Ik verborg dat gevoel echter voor de buitenwereld. Ik bleef glimlachen. Zelfs mijn ouders wisten niet hoe ik me voelde.

Mijn eerste, voor de buitenwereld, zichtbare depressie kreeg ik op de middelbare school. Het feit dat men nog steeds van me weg liep en het feit dat ik zoveel fouten maakte terwijl ik zo hard mijn best deed, hadden dat droevige gevoel dat reeds in mij zat versterkt.

Die depressie uitte zich in futloosheid, woedebuien, huilen,... Het was echter vooral die bol ter hoogte van mijn maag, die werd veroorzaakt door het samenkrimpen van mijn zenuwen, die me het leven ondraaglijk maakte. Die bol deed onbeschrijflijk veel pijn. Ik lag voortdurend in foetushouding om die pijn te verzachten. Niets scheen te helpen.

Uiteindelijk gingen mijn resultaten dermate achteruit dat mijn ouders geconvoceerd werden op school. Over depressie of autisme werd daar echter niet gesproken. Gelukkig slaagde ik er zelf in om uit die depressie te klauteren. 

Na mijn scheiding kwam ik in een chronische depressie terecht. Toen had ik al zoveel mee gemaakt, dat het me echt teveel werd. In die periode heb ik ook verscheidene zelfmoordpogingen gedaan. Eén keer heb ik drie dagen in de coma gelegen. Achteraf bekeken, wou ik op dat moment niet dood zijn. Ik wou gewoon van die pijn verlost zijn.

 

Ik ging op zoek naar externe hulp. In totaal heb ik elf psychologen en/of psychiaters geraadpleegd. Nergens had ik echter het gevoel geholpen te worden. Meestal moest ik praten, terwijl zij ondertussen notities namen. Dat praten bracht me echter nog meer in de war. Er kwam nog meer informatie binnen, wat me extra angsten bezorgde.

Wanneer er toch eens een vraag gesteld werd, voelde ik dat die vraag gericht was. Het leek alsof ze reeds in het eerste gesprek een conclusie hadden getrokken en mij die conclusie zelf wilden laten inzien. Het probleem was dat ik daardoor zaken begon te zeggen die ik niet meende, maar waarvan ik wist dat zij die wilden horen. Zo begon ik plots ook mijn ouders, de enige personen waarbij ik me veilig voelde, te wantrouwen. Al mijn problemen werden immers toegeschreven aan overbescherming. Mijn ouders hebben me nochtans veel zaken zelf laten ondernemen. Wel stonden ze steeds klaar wanneer het voor de zoveelste keer fout liep. Mettertijd zagen ook zij in dat ik wat meer bescherming nodig had dan andere kinderen.

Wanneer ik zelf een gedachte inbracht, die voor mij belangrijk aanvoelde, hielden die therapeuten er geen rekening mee. Het paste immers niet binnen de conclusie die zij reeds hadden getrokken. Zo heb ik een paar keer heel duidelijk vermeld dat ik iemand ben die heel veel dagdroomt. Ik wist toen niet eens dat ik autisme had. Het was me gewoon opgevallen dat ik zo vaak de opmerking kreeg dat ik weer weg was met mijn gedachten. Niemand ging daar verder op in. 

Ik voelde me ook niet gerespecteerd. Zo was er een psychiater die steeds de rook van zijn sigaar in mijn gezicht uitblies. Het is niet omdat iemand psychische problemen heeft, dat men geen respect moet hebben voor die persoon. Op zulke momenten stel ik me de vraag wie er een probleem heeft?! 

Uiteindelijk werd ik even opgenomen in een psychiatrische instelling. Ook daar werd echter niet aan autisme gedacht. Iedereen bleef steken bij mijn depressie. Op dat moment werd ik voor het eerst geconfronteerd met een nadeel van de niet-autistische denkwijze, nl het lineaire denken. Wanneer ik vroeg waarom ik depressief was, antwoordden ze dat dit normaal was aangezien ik al veel had meegemaakt. Met het totale plaatje hielden ze geen rekening. Niemand stelde zich de vraag waarom ik al zoveel had meegemaakt. Dat begreep ik niet. In mijn denkwijze denk ik over dat soort zaken wel na. Doordat men bleef steken bij de diagnose 'depressie', werd ik verkeerd behandeld. Zo moest ik slapen in een gemeenschappelijke kamer, moest ik deelnemen aan allerlei groepsactiviteiten,...Voor iemand met autisme is dat een groot probleem, want in plaats van prikkels uit te schakelen, worden er extra prikkels toegediend. Ik voelde me dan ook steeds slechter worden. Uiteindelijk verliet ik het ziekenhuis op eigen verantwoordelijkheid.

 

Het is pas na mijn diagnose dat ik erin geslaagd ben gelukkig te worden. Meer hierover in 

Autisme mijn kracht  

Autisme anders bekeken